Deel 1: Vertrek bij Hartenstein
(Achtergrondgeluid: regen, harde regen)
Alles fout gegaan, alles verloren,
de brug bij Arnhem heb ik niet eens gezien… en nu dit
een paar uur geleden is ons verteld dat het voorbij is,… dat we ons terugtrekken. Hoe dan? Hoe krijgen we meer dan tweeduizend mannen naar de overkant?
‘Go now’.
Mijn maag verkrampt.
Al die dagen en nachten onder vuur, schuilend voor mitrailleursalvo’s … het dreigende gebrom van de Tiger-tanks… het gebulder van onze eigen houwitsers…
geluiden van een eindeloze hel.
Al die doden, gewonden; alles voor niets.
Een hand op mijn schouder:
‘Hurry.’
Ik duizel een beetje. Hoelang al niet gegeten?
De regen slaat door mijn kleren. Voorovergebogen ren ik naar de overkant, naar HQ.
Hartenstein steekt zwart af tegen het duister. Het is zwaar beschadigd. Overal kruitdampen… Links houten kruizen met helmen er aan.
Ik heb dorst, slik zand… de laatste hoop op een overwinning versplintert.
Nu we weggaan, nu we opgeven…, voel ik pas hoe moe ik ben. Mijn benen zwaar, alsof ik door dikke deeg loop.
Nergens een streep licht van de maan. Alleen maar donker, regen en doffe dreunen van onze artillerie. Honderden silhouetten, soms een gezicht, met die verslagenheid en opwinding in de ogen.
Ik tril, van koude, van angst… De Duitsers mogen ons niet zien. De Duitsers mogen ons niet horen. We krijgen instructies zonder woorden.
We zwachtelen doeken om onze schoenen.
Mijn maat is een van de achterblijvers. Hij heeft te veel pijn in zijn rechterbeen om te kunnen lopen… Een dokter knielt bij hem.
Ik geef hem mijn wapen, ik heb het niet meer nodig, ik heb mijn laatste kogels afgevuurd.
So long.
Daar gaan we, in groepen lopen we het donker in naar het zuiden. Vanuit het westen klinken schoten. We schrikken er niet meer van, zo doof zijn we, zo verslagen.
Ik pak de slip van de jas van mijn voorganger, de schim achter me houdt zich vast aan mijn riem… als een kudde olifanten lopen we door de modder…
De witte linten volgen..
…naar de veiligheid, zeggen ze…